Autisme

Het syndroom van Asperger.

Zo’n vijftig jaar geleden werd het syndroom het eerst beschreven door de Weense kinderarts

Hans Asperger. Zijn pionierswerk kreeg pas internationale erkenning in de negentiger jaren.

Het syndroom van Asperger wordt beschouwd als een variant van autisme, een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat het syndroom de ontwikkeling beïnvloedt van een groot aantal vaardigheden en capaciteiten.

Binnen het spectrum van autistische stoornissen wordt het gezien als een aparte vorm met eigen diagnostische criteria.

Er zijn aanwijzingen dat het syndroom van Asperger veel vaker vóórkomt dan de klassieke vorm van autisme en voor kan komen bij kinderen die voorheen niet als autistisch werden beschouwd.

Mensen met het syndroom van Asperger kijken anders tegen de wereld aan. Zij vinden ‘gewone’ mensen vreemd en raadselachtig. Zij begrijpen vaak niet hoe de communicatie tussen andere mensen verloopt. Dit geldt ook voor de sociale regels en gecompliceerde emotionele relaties die mensen hanteren.

Het syndroom kan samengaan met andere stoornissen zoals bijvoorbeeld AD(H)D of een angststoornis.

Asperger komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen.

Mogelijke oorzaken:

  • erfelijke factoren
  • ongunstige omstandigheden tijdens de bevalling
  • infecties tijden de zwangerschap of in de vroege babytijd waardoor een hersenbeschadiging is ontstaan

De belangrijkste kenmerken zijn:

  • gebrek aan empathie (inlevingsvermogen)
  • naïeve, onaangepaste, eenzijdige interactie
  • weinig tot niet in staat vriendschappen aan te gaan
  • pedante, zich steeds herhalende manier van praten
  • gebrekkige non-verbale communicatie
  • volledig opgaan in bepaalde onderwerpen
  • onhandige, slecht gecoördineerde bewegingen, een vreemde lichaamshouding.

 

Literatuur: Het syndroom van Asperger,  Tony Attwood 1998